woensdag 25 juni 2014

Toiletgebouw

Toen wij de campingbaas belden met de vraag of er op korte termijn nog plaats was, meldde hij dat dat geregeld kon worden, mits we genoegen namen met een plek vlakbij het toiletgebouw. En nadat de caravan geplaatst en de voortent eraan bevestigd was, pakte ik een stoeltje en ging ik er maar eens goed voor zitten. Want er is niets leerzamer dan het observeren van mensen in de noden van het leven, die echter tòch, onafwendbaar, moeten gebeuren.
Want daar zitten, op het gebied van sekse en leeftijd, nog behoorlijke verschillen tussen.
Kinderen gaan er over het algemeen nog het meest onbekommerd mee om. Zij huppelen naar het toiletgebouw, doen wat ze moeten doen en gaan weer verder met wat ze deden. Voor hen is het toiletbezoek slechts een kortstondig intermezzo van hun spel en er wordt niet al te veel aandacht aan besteed.
Bij vrouwen ligt dat toch wat anders. Zij naderen het gebouw wat besmuikter en kijken eerst eens naar de, vooral hygiënische, staat van het toilet. Als het weer achter de rug is doen ze de deur open, kijken weer om zich heen om zich ervan te vergewissen dat de buurvrouw niet ziet dat ze naar de wc zijn geweest en vervolgen dan pas hun weg.
De meeste mannen doen net alsof het hen niks kan schelen. Zij naderen gewoon met een rol in de hand en een 'a man's gotta do what a man's gotta do'-blik in hun ogen. Er zijn echter ook mannen - maar zij vormen een minderheid - die hun zakken volproppen met toiletpapier, zodat niet iedereen kan zien wat ze moeten doen. Dit zijn de mannen die alles opsparen en pas gaan als ze het echt niet meer kunnen uitstellen. Met haastige tred naderen zij het gebouw en na een seconde of tien klinkt er een kakafonie van geluiden door het open bovenraampje.
In het toiletgebouw bevonden zich ook de douches.
Aan de buitenkant had de campingbaas de bordjes 'mannen' en 'vrouwen' opgehangen, zodat vergissen uitgesloten was. Eens in de zoveel tijd kwam hij zelf ook kijken of iedereen zich daaraan hield, daarbij heel bars kijkend om zijn tekort aan lengte te compenseren. En toen een jonge vrouw zich eens vergiste en per ongeluk de mannendouches wilde binnengaan werd ze teruggeroepen en kreeg ze van hem een flinke uitbrander. Bij hem op de camping geen smeerpijperij - dat was wel duidelijk.
Er naderde een echtpaar van in de zeventig. De vrouw was kort en mollig, zoals vrouwen nu eenmaal worden. De man had een grijze kuif en was vrij lang, maar begon al wat gebogen te lopen. Ze waren in het bezit van handdoeken en toilettassen.
De campingbaas had even zijn post verlaten, waarschijnlijk om de post te sorteren, een paaltje in de grond te slaan of iets anders te doen waaraan hij een hekel had.
De vrouw zag de beide bordjes boven de douches. Ze stootte haar man aan en gebaarde ernaar. De man haalde echter zijn schouders op en gezamenlijk betraden ze de douche onder het opschrift 'mannen'.
Er verstreek een kwartier.
Toen kwamen ze samen uit de douche, met natte haren en duidelijk opgefrist. Op dat moment kwam echter ook de campingbaas weer terug.
Verbijsterd keek deze naar het echtpaar. Toen hernam hij zich en riep, terwijl het echtpaar al was doorgelopen: 'Meneer! Mevrouw!'
'Ja?' zei de man, zich omdraaiend.
'Gemengd douchen mag hier niet op de camping! Kijk, er hangen twee bordjes, "mannen" en "vrouwen", ziet u wel?'
Verbluft keek de man de campingbaas aan.
'Maar beste man,' zei hij, 'we gingen alleen maar elkaars ruggen wassen!'
En hij keerde de campingbaas de rug toe en liep weg. Zijn vrouw hobbelde achter hem aan.
Na drie meter draaide hij zich weer om en sprak waardig: 'We hebben vier kinderen en vijftien kleinkinderen. We zijn al zevenenveertig jaar getrouwd. Je denkt toch zeker niet dat wij stiekem iets smerigs gaan doen?'

woensdag 4 juni 2014

Een man

Omdat wij langzamerhand genoeg hadden van de aanblik van zuipende, boerende en kotsende pubers in de binnenstad, besloten wij op Koningsdag uit te wijken naar een mooi dorp ten noorden van de stad Groningen, waar nog een ouderwetse vrijmarkt was. De bijkomende oorzaak was dat een zwager en schoonzus daar een kledingwinkel bezitten en ons hadden gevraagd om een kraam te bemensen, waar ze zelf geen gelegenheid voor hadden omdat de winkel ook open moest blijven. En aangezien neringdoenden de ruggengraat der mensheid zijn en het goed voelt om een ander te helpen, zegden wij toe. Het weer was gunstig en de mensen waren vrolijk. We verkochten af en toe warempel nog een incourant kledingstuk en hadden ook voldoende tijd om eens heerlijk mensen te kijken in de drukke hoofdstraat van het dorp.

Temidden van het publiek ontwaarden wij plotseling een oude man. Hij droeg een kleed over zijn linkerschouder, een grote vuilniszak over zijn rechterschouder en slaagde er ook nog in een vissersstoeltje mee te zeulen. Voetje voor voetje schuifelde hij naderbij. Hij wendde zijn blik naar een plekje van ongeveer twee vierkante meter schuin tegenover onze kraam. Nadat hij daar - eindelijk - was gearriveerd, ontdeed hij zich van zijn bagage en bleef even hijgend en puffend staan, alsof hij zojuist de halve marathon had gelopen.
Mijn vrouw wilde dat ik hem zou helpen, maar aangezien ik net een breedsprakige klant had, lukte het even niet. Ik vroeg me trouwens af of mijn helpende hand zin zou hebben, want sommige mensen willen nooit geholpen worden - die hebben dat op de één of andere manier in zich. De oude man leek mij daar een duidelijk exemplaar van. Wel besloot ik om hem vanuit mijn ooghoeken te blijven volgen, want hij begon mij te fascineren.
De man keek even moedeloos om zich heen en spreidde daarna het kleed uit. Na enig geharrewar lukte het hem ook om het stoeltje uit te klappen. Daarna schudde hij de vuilniszak leeg boven het kleed.
Tot mijn grote verbazing bleek de inhoud van de vuilniszak te bestaan uit zo'n twintig teddyberen, in alle maten, maar wel met hetzelfde uiterlijk. Het waren verreweg de lelijkste beren van het hele universum. De man leek dat ook te beseffen, want hij plantte zijn oude lichaam op het stoeltje, zuchtte eens diep en deed zijn hoofd in zijn handen. Zo bleef hij een kwartier lang zitten - roerloos, als een oudere versie van Al Bundy, de onfortuinlijke schoenenverkoper uit 'Married with Children'.
Hij kreeg dan ook geen enkele klandizie. De mensen bleven niet staan om even te kijken - ze negeerden hem en zijn teddyberen gewoon. Inmiddels had de man zijn handen voor zijn gezicht weggedaan en keek hij somber voor zich uit. Inwendig vervloekte hij zichzelf, het dorp, het weer en de hele wereld - dat was wel duidelijk. En dan óók nog die teddyberen.
Terwijl ik mezelf afvroeg wat een man van in de zeventig in vredesnaam met teddyberen moest, maakte zich plotseling uit het publiek een mooi, blond, ongeveer zeventienjarig meisje los en stapte naar zijn kraam. Ze bleef even staan om de teddyberen te bekijken.
De man fleurde helemaal op. Zijn gelaat kreeg opeens een uitdrukking die bij het stralende weer paste en hij begon rap met het meisje te praten, daarbij wijzend naar de teddyberen. Het meisje, dat gezegend was met een wervend uiterlijk, knikte af en toe. Daardoor aangemoedigd ging de man verder met het aanprijzen van zijn waar. Hij zag het helemaal zitten, dat was wel duidelijk. Hij zag haar ook als zijn laatste redding - wie weet kon hij haar één van die vervloekte teddyberen verkopen. Maar dat was niet zijn hoofddoel - hij genoot van de aandacht die hij kreeg. Want dat was voor de eerste keer vandaag - dus hij moest eruit halen wat erin zat.
Het meisje luisterde gereserveerd naar zijn gebazel. Toen de man was uitgepraat, pakte ze een teddybeer, rook er even aan, zette de teddybeer weer terug, draaide de man en zijn kraam de rug toe en liep weer verder.
De man keek haar na, treuriger dan ooit tevoren. Toen gaf hij het op - hij pakte zijn teddyberen weer in, rolde het kleed op, klapte het stoeltje in, laadde alles op zijn lichaam en liep weg.
Langzaam loste hij op in de menigte.