woensdag 2 juli 2014

Kerkelijk jargon (2)

Een columnist (of blogger, of verhaaltjesschrijver, of hoe je het maar noemen wilt) vindt het vanzelfsprekend leuk als zijn stukjes worden gelezen. En als er dan ook nog feedback wordt gegeven, is dat natuurlijk nog mooier. Maar ook eng. Want stel nu eens dat wat hij schrijft wordt afgekraakt. Dan gaat de schrijver meteen aan zichzelf twijfelen. Schrijvers zijn namelijk, dat weet u allemaal uit de interviews en de roddelbladen, uitermate tere zielen, die zich rokend, zuipend en ongewassen een weg door het leven trachten te banen en zeker niet vies zijn van andere, liefst geestverruimende, parafernalia.
Negatieve kritiek, van mensen die niets van het geschrevene begrijpen, kan de schrijver gewoon naast zich neerleggen. De jeugdboekenschrijver Piet Prins zei ooit, naar aanleiding van recensenten die walgden van zijn christelijke boodschap: 'Als je merkt dat ze denigrerend spreken, nou, dan haal je je schouders op en je gaat gewoon door met ademhalen.' En zo is het. Maar met genuanceerde, inhoudelijke kritiek is het vaak anders. Want dat betekent dat de schrijver er iets mee moet doen en dat vergroot de twijfel weer.
Een tijdje geleden kon u hier mijn column lezen onder de titel 'Kerkelijk jargon'. Het ging toen over voor buitenstaanders volslagen onbekende begrippen als 'talstelling', 'hoorders' en 'octavist'. Ik heb daar veel reacties op gehad, die zonder uitzondering positief waren. Het lijkt me, voor de verandering, eens aardig om een aantal van die reacties door te geven.
Ik vond het leuk dat er warempel twee predikanten reageerden. Deze heren, die ik beide ken, zij het de ene wat beter dan de andere, vielen een beetje over mijn opmerking aangaande de kerktitels 'broeders en zusters'. Ik schreef daarover dat het geen bloedband aanduidde en dat wat modernere predikanten dat verbasterden tot 'broers en zussen'. We hebben juist wèl een bloedband door het bloed van Jezus, aldus de predikanten. En over 'broers en zussen' moest ik maar niet al te moeilijk doen. Ja natuurlijk, heren, ik weet dat er een geestelijke bloedband is tussen christenen onderling, maar te mijner verdediging mag ik aanvoeren dat ik in mijn stukje de natuurlijke bloedband bedoelde. En ik doe ook niet moeilijk over 'broers en zussen'. Ik vind alleen de aanduiding 'broeders en zusters' mooier. Maar dat is strikt persoonlijk. En als u zich misschien op de staart getrapt voelt omdat ik u 'modern angehaucht' heb genoemd terwijl u zich in die beschrijving niet herkent - mijn excuses hiervoor.
Wat ik echt prachtig vond, was dat een stuk of wat lezers ook kwamen met andere voorbeelden van in hun ogen kerkelijk jargon. Een familielid van de koude kant uit Zeeuws-Vlaanderen kwam met het woord 'intrededienst'. Inderdaad, dat hoor je buiten de kerk ook nergens, zelfs niet in de militaire wereld. Wat het betekent? Als een predikant in dienst treedt bij een kerkelijke gemeente, doet hij daar, vaak met enig ceremonieel, intrede. Hij wordt dan 'bevestigd'.
Over het 'bevestigen van ambtsdragers' gesproken: een oud-docent Nederlands vond dat maar een rare term. Worden zulke mensen 'bevestigd'? Lopen ze dan eerst los of zo? En moeten ze eerst 'bevestigd' worden, in de betekenis van: ergens aan vastgemaakt? En waarmee? Met touwen soms?
Ik vond dit een prachtig voorbeeld van een term die voor een christen heel gewoon is, maar in de seculiere wereld een heel andere betekenis heeft. Want 'bevestigen' betekent hier gewoon dat de betreffende persoon geïnstalleerd wordt en begint met zijn kerkelijke activiteiten.
Een laatste voorbeeld. Diezelfde oud-docent onder mijn lezers besprak de Bijbeltekst: 'De Zoon heeft het vlees aangenomen'. Een christen weet dat dit slaat op de menswording van Jezus, die ook wel de zoon van God genoemd wordt. Toch vind ik het maar een vreemde uitdrukking, aldus mijn vriend de neerlandicus: 'Ik waan me dan altijd bij de slager...'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten