dinsdag 15 april 2014

Achtergrondgeluiden

Het begon allemaal met een telefoontje van mijn broer, die ergens in den lande wat rommelt in de plaatselijke politiek. Omdat het net verkiezingstijd was, klonk zijn stem wat schor.
'Zeg moet je eens luisteren,' zei hij, alsof hij een zaal vol stemvee toesprak, 'ik heb jouw naam even doorgegeven aan een vriend van mij.'
'Leuk,' zei ik, na een korte aarzeling.
'Ja leuk,' zei hij vermoeid. 'Je hebt toch ooit eens een cd-rom ingesproken? Die vriend van mij werkt bij een productiebureau en ze hebben stemmen nodig. Het gaat om het inspreken van één of andere film; ik weet het eigenlijk niet. Maar ze hebben allerlei stemmen nodig, zelfs van mensen die al wat ouder zijn.'
'Kijk eens aan,' zei ik. Ik voelde mij licht geprikkeld.
'Maar je moet dan wel even met dat productiebureau contact opnemen,' ging hij verder. 'Ik heb je een mailtje gestuurd met het adres.'
Nadat ik hem en zijn partij veel succes had gewenst, legde ik de telefoon neer en nam, na de mail te hebben geopend, contact op met het bureau. Korte tijd later kreeg ik een mail terug waarin stond dat ik mij op een vrijdagochtend ergens in Amsterdam moest melden.

We waren met vier mannen en drie vrouwen. Nadat we een formulier hadden ondertekend waarin geloof ik stond dat we van allerlei rechten afzagen, werden we een studio binnengeleid waarin een stuk of wat microfoons als tentakels naar ons waren uitgestrekt.
Wat we daar moesten doen geef ik graag door, want het boeide me in hoge mate.
Als je weleens naar een speelfilm kijkt zie je soms mensen bij elkaar staan en met elkaar praten. Soms hoor je ook flarden van het gesprek. Of je ziet mensen in paniek voorbijrennen en hoort een paar luide gillen. Tot nu toe dacht ik altijd dat het gewoon de omgevingsgeluiden waren, die werden opgenomen op die locatie en die wij in de film te horen kregen.
Niets is echter minder waar.
Geloof het of niet, maar alle achtergrondgeluiden worden in de studio opgenomen. En tot mijn verbazing - ik wist het van tevoren niet - waren wij degenen die de geluiden gingen verzorgen.
Als er bijvoorbeeld een kerkplein vol pratende mensen te zien was moesten wij een paar minuten lang gewoon met elkaar praten en dat werd dan opgenomen. Als er iemand gearresteerd werd wees de regisseur één persoon aan die dan even iets moest zeggen, waarvan hij dacht dat die arrestant dat zou zeggen. En als er een scène was in een schuilkelder en er vielen allemaal bommen, moesten wij angstige geluiden maken. En het werd allemaal opgenomen.
Ik moet zeggen: ik vond het fascinerend, niet alleen om dit werk te doen, maar ook om te ontdekken hoe we eigenlijk flink bij de neus worden genomen.

Als je de film wilt zien: de film heet 'Oorlogsgeheimen', is gebaseerd op een boek van Jacques Vriens en komt in de zomer van 2014 uit. En als je soms iemand hoort kreunen van angst in een schuilkelder: grote kans dat ik dat ben. Het leverde mij een vergoeding van mijn reiskosten op en een uitnodiging voor de pre-screening. Op beide zaken wacht ik nog.

vrijdag 11 april 2014

Kerkelijk jargon

Zet mensen uit een bepaalde beroepsgroep bij elkaar en tien tegen één dat ze in een voor buitenstaanders onbegrijpelijke taal met elkaar gaan communiceren. Het fascineert mij al jaren. Ineens komen er allemaal termen voorbij die verder niemand bezigt. Of het nu bouwvakkers zijn, voetballers of mensen uit het onderwijs: ze gebruiken allemaal jargon.

Iets dergelijks kom je ook tegen bij christenen die samen een kerkelijke gemeente vormen. Neem nu een begrip als 'talstelling'. Mijn onkerkelijke maar verder heel aardige buurman zal bij dit woord waarschijnlijk denken aan een grote stellingkast uit een Zweedse meubelzaak. Niets is echter minder waar. Ik zal het even uitleggen: als er een vacature in de kerkenraad is, kiest de raad twee mannen uit de gemeente om die ene vacature te vervullen. Dit gebeurt nadat de raad aan de gemeente heeft gevraagd om namen in te dienen van mannen die zij geschikt achten. Uit die namen kiest de raad twee mannen, waaruit de gemeente dan mag kiezen. Dat is de 'talstelling'. Die beide mannen staan dan 'op tal'. 'Op tal staan' is namelijk het werkwoord dat bij het zelfstandig naamwoord 'talstelling' hoort.

Een ander woord: 'hoorders'. De schrijfster en predikantsdochter Annie M.G. Schmidt beschrijft in haar boek 'Wat ik nog weet' de opschudding die ontstond toen er opeens twee onbekende mannen naar de preek van haar vader in het Zeeuwse Kapelle kwamen luisteren. Onbekenden in de kerk? Dat kon maar één ding betekenen: het waren 'hoorders'. 'Hoorders' zijn mensen uit een andere gemeente die zelf geen predikant hebben. Zij komen dan de preek beluisteren om eventueel een beroep uit te brengen op die predikant, die ze zojuist hebben gehoord. Want tot voor kort kon een predikant niet solliciteren: hij was afhankelijk van mondelinge aanprijzing of afkeuring. En soms waren predikant en gemeente tientallen jaren tot elkaar veroordeeld. Geen wonder dat veel predikanten maar wat blij waren als er eens 'hoorders' in de kerk waren: wie weet kwam je dan nog eens ergens anders aan het werk!

En wat te denken van het woord 'octavist'? Maarten 't Hart schrijft in zijn prachtige verhaal 'Het dal van Hinnom' over ene dominee Aangeenbrug, die een 'octavist' bleek te zijn. In mijn woordenboek komt deze term zelfs niet meer voor. Wat is een 'octavist'? Wel, om predikant te worden moet je een universitaire theologische opleiding hebben afgerond. Maar soms blijkt overtuigend dat iemand ook zonder die opleiding in staat is om predikant te worden. Hij moet dan een gedegen bijbelkennis bezitten, welsprekend zijn en hart hebben voor mensen. In de Kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland wordt dit beschreven in artikel acht. Vandaar het woord 'octavist'. Zo'n man wordt ook wel 'dominee op artikel acht' genoemd.

En o ja: in de kerk spreken we elkaar aan als 'broeders en zusters'. En nee, dames en heren agnostici, dit heeft niets te maken met een bloedband, maar is gewoon je kerktitel. Er zijn ook modern angehauchte predikanten die dit verbasteren tot 'broers en zussen'. Maar ik weet het niet - daar kan ik maar niet aan wennen.

dinsdag 8 april 2014

In slaap

Of het tot de gevolgen van het ouder worden behoort weet ik niet - ik vermoed van wel - maar de laatste paar jaar merk ik dat ik steeds vaker in slaap val voor de tv.

Ik heb het niet tijdens documentaires. Dat zal wel te maken hebben met het feit dat ik de kwaliteit van de documentaires op de Nederlandse tv, en dan bedoel ik eigenlijk alleen die van de publieke omroepen, behoorlijk goed vind. Mooi gefilmd, goede analyses en beschouwingen, boeiende interviews, vaak aansprekende onderwerpen. Nee, tijdens documentaires lukt het mij wel om wakker te blijven.

Ik heb het ook niet tijdens nieuwsuitzendingen, onverschillig of het nu het RTL Nieuws van half acht of het NOS Journaal van acht uur is. Je wilt toch weten wat er in de wereld aan de hand is. En natuurlijk erger ik me weleens aan de in mijn ogen wat eenzijdige onderwerpkeuze of het suggestieve commentaar dat wordt gegeven - merkwaardig genoeg gebeurt dat meer bij de NOS dan bij RTL - maar in slaap vallen doe ik niet.

Ook bij een spannende detective blijf ik wel wakker, met name als er weer eens een heerlijke moord is gepleegd. Ik probeer er, tot wanhoop van mijn omgeving, een sport van te maken om na tien minuten al de dader aan te wijzen en wil dan natuurlijk wel weten of die persoon werkelijk die laffe moord heeft gepleegd. Ik ben geen psycholoog of iets dergelijks, maar te mijner verdediging mag ik aanvoeren dat ik in tachtig procent van de gevallen gelijk heb.

Nee, het overkomt mij vrijwel altijd tijdens voetbalwedstrijden. Het verloopt altijd hetzelfde. Ik heb mij geïnstalleerd voor de tv. Het geluid staat op een acceptabel niveau. De wedstrijd begint. Mooi! Ik volg het spel aandachtig en leef behoorlijk mee. En op een gegeven moment is het rust. Omdat ik het gewauwel van de zogenaamde deskundigen, die zich ten onrechte analytici noemen, niet hoef te horen, zet ik hem even uit of op een ander net. En tijdens de tweede helft gebeurt het. Onherroepelijk. Het achtergrondgeluid begin ik plezierig te vinden. Langzaam vallen mijn ogen dicht. En ik word pas wakker als de wedstrijd afgelopen is en moet via teletekst vernemen wie er nu eigenlijk gewonnen heeft. Het gaat heel vaak zo. En het merkwaardige is: het heeft niets te maken met saaiheid van wedstrijden. Ik weet het gewoon niet.

Maar het kan altijd erger. Op zaterdagavond 13 februari 2010, toen de Olympische Winterspelen in Vancouver in volle gang waren, wilde ik met mijn toen dertienjarige oudste zoon naar de 5000 meter schaatsen voor mannen kijken. Omdat vrijwel vaststond dat Sven Kramer kampioen zou worden, nam ik mij heilig voor om goed te kijken en op te letten. Ik wist dat er veertien ritten waren en dat hij tijdens de elfde rit moest rijden. Vlak voor de tiende rit viel ik in slaap. Mijn zoon schijnt nog vlak voor de elfde rit gezegd te hebben: 'Pap, Sven moet nu,' waarop ik met een onbestemd 'Mmmh' geantwoord moet hebben. In ieder geval: toen ik een hele tijd later wakker werd, was zelfs de huldiging al voorbij.

Je wordt ouder, papa.

maandag 7 april 2014

De broer van Alma

Omdat de hond duidelijk aangaf dat hij dringend naar buiten moest, rees ik op uit mijn stoel en nam hem, aangelijnd en wel, mee naar buiten.
Terwijl ik op het voetpad tussen de dijk en de Zuidwending wat aan het mijmeren was geslagen, zag ik in de verte een man op een fiets aankomen. Dat kan. Het mag dan wel een voetpad zijn, maar het wordt al jaren met evenveel enthousiasme door fietsers gebruikt. De man droeg een zonnebril. Opeens minderde hij vaart. Vlak voor mij stond hij stil. Zijn gelaat kreeg een uitdrukking van grote instemming.
'Dag meneer!' riep hij, alsof hij een oude bekende tegenkwam.
'Hallo,' zei ik aarzelend.
De onbekende man ontdeed zich van zijn zonnebril, zodat ik hem beter kon bekijken. Een aardige, nog vrij jonge man, zag ik nu. Hij kwam mij vaag bekend voor. Ik schatte hem achter in de twintig.
'Wat fijn om u weer eens te zien!' ging hij voort. 'Ja, ik ben hier ook maar weer in de stad komen wonen. Ik woon nu bij mijn neef, want die heeft tenminste zijn deur voor me opengezet. Bij mijn moeder hoefde ik niet meer aan te komen, tenminste, dat zei ze. Niet dat mij dat ook maar iets kan schelen trouwens, want ik dop mijn eigen boontjes wel.'
'Ja,' zei ik. Ik dacht: ik sta hier nu te praten en dat is leuk. Maar wie is die jongeman ook alweer?
'Mijn neef had nog een mooie kamer in zijn huis over en die heb ik nu,' vervolgde hij. 'Een prachtige kamer hoor. Niet al te groot, maar dat geeft niet, want erg veel spulletjes heb ik toch niet meer. Ik ben getrouwd geweest. Gescheiden ook. En opgelicht. M'n ex heeft ongeveer al mijn spulletjes meegenomen. Zelfs mijn cd's. Terwijl ze helemaal niet van mijn muziek houdt! Maar ja, ze is nu eenmaal zo inhalig als de pest. Nou, laat ze het rimram krijgen. Ik woon nu bij m'n neef.'
'Ja, dat zei je al,' merkte ik op. Ik had nog steeds geen idee wie hij was.
'Toch komt er nu een soort rust over me,' ging hij verder, zonder op mijn opmerking acht te slaan. 'Ik doe nu effe helemaal niks, ziet u. Ik werkte in de metaal, maar ik heb me ziek gemeld. Ik zei gewoon tegen die dokter: "Ik zit in een scheiding en daar word ik hartstikke ziek van." Het was ook zo, natuurlijk, want de scheiding heeft er bij mij flink ingehakt. Geen kinderen, gelukkig. Stel je voor! Maar goed, ik werk al zeven maanden niet meer en krijg nog steeds m'n volledige salaris. Dat wel.'
Hij knikte peinzend.
'Da's mooi,' zei ik maar.
'En met m'n zus Alma, weet u wel, gaat het gelukkig ook allemaal goed,' zei hij. 'Ze heeft een hele tijd bij m'n moeder gewoond. Later is ze bij begeleid wonen gekomen en sinds kort heeft ze een eigen flatje, vlakbij het centrum. Mooi, meneer! Ik zou ook wel zo'n flatje willen hebben. Maar ja, voorlopig woon ik eerst bij m'n neef.'
'Ach, wie weet verandert dat nog wel. Maar ik moet weer verder,' zei ik.
De jongeman begreep het, zette zijn zonnebril weer op en nam hartelijk afscheid.

Pas toen ik thuis was, begon het me wat te dagen. Alma! Ik moest zeker een jaar of twaalf terug in mijn geheugen. Ik was toen leerkracht van groep acht en Alma zat inderdaad bij mij in de klas. Een meisje met een overbeschermende moeder. Niet echt knap, niet echt blijmoedig en vooral niet echt slim.

Maar hoe heette die broer van Alma ook alweer?

zaterdag 5 april 2014

Het komt weer terug...

De geschiedenis heeft het geleerd: op elke actie volgt een reactie. Wat eerder in was, is nu uit en later komt het weer terug. Neem nu de 'zweverigheid' die de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw beheerste: als reactie hierop kwam de 'zakelijkheid' van de jaren tachtig en de vroege jaren negentig. Terwijl vanaf ongeveer 1993 de nieuwe zweverigheid, nu onder de naam 'New Age', in alle hevigheid terugkwam.
Iets dergelijks vind je ook terug in de popmuziek. De huidige 'retropop' grijpt helemaal terug naar de muziek van de jaren tachtig. De eighties, dat was het helemaal! Langzamerhand zien we alweer een verschuiving komen naar de muziek van de jaren negentig. En over dertig jaar is de belangstelling voor de muziek van 2014 enorm groot en krijgen we een revival van Katy Perry en Stromae. En er zijn zelfs mensen die het 'actie-reactiemodel' toepassen op het weer: winters waarin nauwelijks meer sneeuw valt? Opwarming van de aarde? Ach, dat valt wel mee. In de achttiende eeuw heerste toch de Grote Kou? En nu leven we in een warme periode. So what. Over vijftig jaar gaat de temperatuur vast wel weer omlaag.

Ook in de christelijke wereld heeft het 'actie-reactiedenken' toegeslagen. Neem nu het fenomeen jeugdkerken. Zo'n tien á vijftien jaar geleden was het helemaal 'hot' om als jongere, veelal op zondagavond, naar een jeugdkerk te gaan. Bevrijd van de kluisters van het orgel kon men, begeleid door een heuse band, zingen uit Opwekking en luisteren naar een stichtelijk woord van een spreker, die het evangelie wat aantrekkelijker verpakte dan de predikant die men die ochtend in een reguliere kerk had gehoord. Ik vraag mij af: wat is er eigenlijk in de tussentijd gebeurd? Waar zijn de jeugdkerken gebleven? Ik denk dat de noodzaak wat verdwenen is omdat veel gevestigde kerken nu jeugddiensten organiseren, compleet met band, Opwekking en aansprekende spreker. Maar ook die jeugddiensten trekken steeds minder bezoekers. Het is beroerd, maar het is zo.

Eén lichtpuntje zie ik wel: de terugkeer van de praise-avonden in de kerk. In de jaren tachtig begonnen ze wat op te komen. Kleine groepjes mensen, veelal jongeren, kwamen op een avond bij elkaar om wat te zingen. Het mondde uit in grotere bezoekersaantallen en het ontstaan van heuse praisebands: ook ik ben een aantal jaren zanger geweest van zo'n band. En er was vraag naar: we hebben vele optredens verzorgd, tot in kerkdiensten aan toe. Daarna is het als een plumpudding in elkaar gezakt. Toch is er weer een lichtpuntje. Vorig jaar mei organiseerden een paar jongeren in onze kerkelijke gemeente, voor het eerst sinds jaren, weer eens een praise-avond. Er kwamen een paar honderd mensen op af. En blijkbaar smaakte het naar meer: ook dit jaar komt in mei weer zo'n avond.
Sommige dingen zijn gewoon te mooi om in het vergeetboek te raken.