vrijdag 11 april 2014

Kerkelijk jargon

Zet mensen uit een bepaalde beroepsgroep bij elkaar en tien tegen één dat ze in een voor buitenstaanders onbegrijpelijke taal met elkaar gaan communiceren. Het fascineert mij al jaren. Ineens komen er allemaal termen voorbij die verder niemand bezigt. Of het nu bouwvakkers zijn, voetballers of mensen uit het onderwijs: ze gebruiken allemaal jargon.

Iets dergelijks kom je ook tegen bij christenen die samen een kerkelijke gemeente vormen. Neem nu een begrip als 'talstelling'. Mijn onkerkelijke maar verder heel aardige buurman zal bij dit woord waarschijnlijk denken aan een grote stellingkast uit een Zweedse meubelzaak. Niets is echter minder waar. Ik zal het even uitleggen: als er een vacature in de kerkenraad is, kiest de raad twee mannen uit de gemeente om die ene vacature te vervullen. Dit gebeurt nadat de raad aan de gemeente heeft gevraagd om namen in te dienen van mannen die zij geschikt achten. Uit die namen kiest de raad twee mannen, waaruit de gemeente dan mag kiezen. Dat is de 'talstelling'. Die beide mannen staan dan 'op tal'. 'Op tal staan' is namelijk het werkwoord dat bij het zelfstandig naamwoord 'talstelling' hoort.

Een ander woord: 'hoorders'. De schrijfster en predikantsdochter Annie M.G. Schmidt beschrijft in haar boek 'Wat ik nog weet' de opschudding die ontstond toen er opeens twee onbekende mannen naar de preek van haar vader in het Zeeuwse Kapelle kwamen luisteren. Onbekenden in de kerk? Dat kon maar één ding betekenen: het waren 'hoorders'. 'Hoorders' zijn mensen uit een andere gemeente die zelf geen predikant hebben. Zij komen dan de preek beluisteren om eventueel een beroep uit te brengen op die predikant, die ze zojuist hebben gehoord. Want tot voor kort kon een predikant niet solliciteren: hij was afhankelijk van mondelinge aanprijzing of afkeuring. En soms waren predikant en gemeente tientallen jaren tot elkaar veroordeeld. Geen wonder dat veel predikanten maar wat blij waren als er eens 'hoorders' in de kerk waren: wie weet kwam je dan nog eens ergens anders aan het werk!

En wat te denken van het woord 'octavist'? Maarten 't Hart schrijft in zijn prachtige verhaal 'Het dal van Hinnom' over ene dominee Aangeenbrug, die een 'octavist' bleek te zijn. In mijn woordenboek komt deze term zelfs niet meer voor. Wat is een 'octavist'? Wel, om predikant te worden moet je een universitaire theologische opleiding hebben afgerond. Maar soms blijkt overtuigend dat iemand ook zonder die opleiding in staat is om predikant te worden. Hij moet dan een gedegen bijbelkennis bezitten, welsprekend zijn en hart hebben voor mensen. In de Kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland wordt dit beschreven in artikel acht. Vandaar het woord 'octavist'. Zo'n man wordt ook wel 'dominee op artikel acht' genoemd.

En o ja: in de kerk spreken we elkaar aan als 'broeders en zusters'. En nee, dames en heren agnostici, dit heeft niets te maken met een bloedband, maar is gewoon je kerktitel. Er zijn ook modern angehauchte predikanten die dit verbasteren tot 'broers en zussen'. Maar ik weet het niet - daar kan ik maar niet aan wennen.

2 opmerkingen:

  1. !

    broers en zussen
    ik zeg: prachtig
    komt dichterbij
    en heeft wèl alles te maken met een bloedband
    een heel bijzondere ;)

    Gert Meijer

    BeantwoordenVerwijderen
  2. 'broers en zussen', 'verbasteren', hoe bedoel je? Dit is toch goed Nederlands? Het 'broeder en zuster' lijkt me eerder een beetje archaïsch in de 21e eeuw.

    BeantwoordenVerwijderen