Omdat de hond duidelijk aangaf dat hij dringend naar buiten moest, rees ik op uit mijn stoel en nam hem, aangelijnd en wel, mee naar buiten.
Terwijl ik op het voetpad tussen de dijk en de Zuidwending wat aan het mijmeren was geslagen, zag ik in de verte een man op een fiets aankomen. Dat kan. Het mag dan wel een voetpad zijn, maar het wordt al jaren met evenveel enthousiasme door fietsers gebruikt. De man droeg een zonnebril. Opeens minderde hij vaart. Vlak voor mij stond hij stil. Zijn gelaat kreeg een uitdrukking van grote instemming.
'Dag meneer!' riep hij, alsof hij een oude bekende tegenkwam.
'Hallo,' zei ik aarzelend.
De onbekende man ontdeed zich van zijn zonnebril, zodat ik hem beter kon bekijken. Een aardige, nog vrij jonge man, zag ik nu. Hij kwam mij vaag bekend voor. Ik schatte hem achter in de twintig.
'Wat fijn om u weer eens te zien!' ging hij voort. 'Ja, ik ben hier ook maar weer in de stad komen wonen. Ik woon nu bij mijn neef, want die heeft tenminste zijn deur voor me opengezet. Bij mijn moeder hoefde ik niet meer aan te komen, tenminste, dat zei ze. Niet dat mij dat ook maar iets kan schelen trouwens, want ik dop mijn eigen boontjes wel.'
'Ja,' zei ik. Ik dacht: ik sta hier nu te praten en dat is leuk. Maar wie is die jongeman ook alweer?
'Mijn neef had nog een mooie kamer in zijn huis over en die heb ik nu,' vervolgde hij. 'Een prachtige kamer hoor. Niet al te groot, maar dat geeft niet, want erg veel spulletjes heb ik toch niet meer. Ik ben getrouwd geweest. Gescheiden ook. En opgelicht. M'n ex heeft ongeveer al mijn spulletjes meegenomen. Zelfs mijn cd's. Terwijl ze helemaal niet van mijn muziek houdt! Maar ja, ze is nu eenmaal zo inhalig als de pest. Nou, laat ze het rimram krijgen. Ik woon nu bij m'n neef.'
'Ja, dat zei je al,' merkte ik op. Ik had nog steeds geen idee wie hij was.
'Toch komt er nu een soort rust over me,' ging hij verder, zonder op mijn opmerking acht te slaan. 'Ik doe nu effe helemaal niks, ziet u. Ik werkte in de metaal, maar ik heb me ziek gemeld. Ik zei gewoon tegen die dokter: "Ik zit in een scheiding en daar word ik hartstikke ziek van." Het was ook zo, natuurlijk, want de scheiding heeft er bij mij flink ingehakt. Geen kinderen, gelukkig. Stel je voor! Maar goed, ik werk al zeven maanden niet meer en krijg nog steeds m'n volledige salaris. Dat wel.'
Hij knikte peinzend.
'Da's mooi,' zei ik maar.
'En met m'n zus Alma, weet u wel, gaat het gelukkig ook allemaal goed,' zei hij. 'Ze heeft een hele tijd bij m'n moeder gewoond. Later is ze bij begeleid wonen gekomen en sinds kort heeft ze een eigen flatje, vlakbij het centrum. Mooi, meneer! Ik zou ook wel zo'n flatje willen hebben. Maar ja, voorlopig woon ik eerst bij m'n neef.'
'Ach, wie weet verandert dat nog wel. Maar ik moet weer verder,' zei ik.
De jongeman begreep het, zette zijn zonnebril weer op en nam hartelijk afscheid.
Pas toen ik thuis was, begon het me wat te dagen. Alma! Ik moest zeker een jaar of twaalf terug in mijn geheugen. Ik was toen leerkracht van groep acht en Alma zat inderdaad bij mij in de klas. Een meisje met een overbeschermende moeder. Niet echt knap, niet echt blijmoedig en vooral niet echt slim.
Maar hoe heette die broer van Alma ook alweer?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten